U bent hier:
Home
>
Uitgebreide informatie (dwerg) Poedel
> Gedrag en Levensruimte van de (dwerg) Poedel
Gedrag en Levensruimte van de
dwerg (Poedel)
Het is niet zo gemakkelijk
om de Poedel objectief te bezien, omdat er nogal wat vooroordelen over
zijn gedrag bestaan. Volgens sommigen heeft hij een nerveus karakter,
anderen vinden dat hij veel blaft, weer anderen beweren dat alleen de
grijze of alleen de abrikooskleurige Poedels nerveus zijn, maar de
bruine en zwarte beslist niet, en dan zijn er ook nog mensen die
volhouden dat de middenslaghondjes beslist niet nerveus zijn. Voor al
deze beweringen bestaat geen enkele grondslag. Niet dat er onder de
Poedels alleen maar foutloze honden zouden zijn, maar als er echte
problemen met het gedrag bestaan, is het veel verstandiger om die in de
foklijnen te zoeken waaruit de hond is ontstaan.
Een algemeen kenmerk van alle
Poedels is dat ze in verhouding tot hun afmetingen ongemeen sterk zijn. Dat
is dan ook een van de redenen waarom Poedels niet aan hun lot moeten worden
overgelaten. Ongeacht hun grootte moeten ze leren zich in bepaalde situaties
te gedragen. Zelfs de kleine Toypoedels kunnen een grote ravage aanrichten
als men ze ongecontroleerd hun gang laat gaan. Poedels zijn bovendien te
intelligent om ze niets te leren. Er wordt ook weleens gezegd dat ze graag
hun tanden in iets of iemand zetten. Of dat nu uit vreugde of voor de grap
is, het is beter ze vanaf het begin te ontmoedigen bij dit gedrag. Hoe
eerder de Poedel leert dat dergelijk gedrag niet erg op prijs wordt gesteld
door zijn baas, hoe minder gemakkelijk hij er een gewoonte van zal maken.
De trouw en de toewijding van
een Poedel zijn ongetwijfeld zijn meest geroemde eigenschappen. Hij houdt er
dan ook van om in zeer nauw contact met de mens samen te leven. Hij kan wat
dat betreft zelfs wel wat opdringerig worden genoemd. De Poedel volgt de
mensen met wie hij samenleeft overal en gaat altijd dicht in hun buurt
zitten. Hij houdt hen dan bezitterig in de gaten, maar zal hen ook troosten
als dat nodig is. Een Poedel is daarom uitermate geschikt om samen te leven
met mensen die deze extra aandacht echt naar waarde weten te schatten. Als
oplettend waarnemer weet een Poedel ook hoe de dag van zijn baas verloopt en
hij past zich aan om daar maximaal plezier uit te halen. Als de baas
thuiskomt, zit hij hem al op te wachten en enige tijd voor zijn baas
opstaat, laat hij al van zich horen om wat aandacht of een aai te krijgen.
De Poedel is altijd in voor
een spelletje. Vooral de Dwerg-en de Toypoedel hebben weinig ruimte nodig om
eens lekker te ravotten. Achtervolgingen door het huis, trap op trap af,
cirkeltjes rond de tafel draaien, alles wordt als even leuk ervaren. Dat
neemt niet weg dat de Poedel net als andere honden ook geregeld eens flink
moeten kunnen wandelen. Niets is zo leuk en noodzakelijk als vrij door het
park of in het veld te rennen.
De leergierigheid van de
Poedel mag niet worden misbruikt. Het leren moet altijd op ontspanning
gericht blijven, anders voert het tot gedwongenheid bij de hond. Door zich
direct bij het dagelijks leven van de mens aan te sluiten, is de verleiding
groot om menselijke motieven in het gedrag van de Poedel te projecteren. Ook
de kleinste Poedel is echter een echte hond.
Door zijn afmetingen is de
Poedel een ideaal kameraadje voor kinderen. Hij volgt hen voortdurend en kan
heel wat van hen verdragen zolang hij in zijn waarde wordt gelaten. Kinderen
moeten wat dat betreft goed worden begeleid. Zij kunnen pas op latere
leeftijd zelfstandig voor een hond zorgen en verantwoordelijk zijn.
De Poedel is trouwens niet
vergeten dat zijn verre voorouders ook bewakingswerkzaamheden verrichtten.
Het komt vaak voor dat hij tegen de ouders blaft als deze hun kinderen voor
het een of ander bestraffend toespreken. Hij signaleert op dezelfde manier
dat een onbekende het huis nadert, maar zal ook een bekende blaffend
begroeten. Bij geluiden die hij niet thuis kan brengen, zal hij zeker
aanslaan. Hem moet wel worden afgeleerd om te blaffen als hij alleen thuis
wordt gelaten, want vooral de kleinere slagen kunnen dan zeer druk zijn. Die
zijn trouwens ook wat meer geschikt voor het leven in de stad. De Dwerg- en
Toypoedel zijn niet voor niets vooral in stedelijke gebieden veelgeziene
honden. Maar, zoals gezegd, ook de kleine slagen hebben een sportieve inslag
en rennen graag buiten vrij rond. Drie wandelingen per dag, waarvan één
langere, zijn wel het minimum. Als stevige nakomelingen van werkhonden
kunnen ze bovendien tegen weer en wind. De Grote en Middenslagpoedels zijn
weliswaar vaak wat rustiger van tempera ment, maar hebben evengoed veel
vrije beweging nodig. Zonder langere wandelingen, en als het even kan een
tuin om rustig in rond te scharrelen, komen deze honden zowel lichamelijk
als geestelijk onvoldoende aan hun trekken.
Vanwege de behoefte aan
beweging ziet men tegenwoordig steeds meer Poedels aan
behendigheidswedstrijden meedoen. Omdat ze graag leren en bewegen, is dat
precies een kolfje naar hun hand. Het maakt daarbij beslist niet uit van
welk slag ze zijn. Een ander aspect van de Poedel is dat hij van lekker eten
houdt. Zijn lichaamsgewicht moet dus goed in de gaten worden gehouden,
anders wordt hij te dik. Tijdens het eten moet erop worden gelet dat zijn
oren niet in de etensbak hangen. Sommige eigenaars trekken daarom hun hond
vlak voor het eten een bij de hiel doorgeknipte sok over het hoofd, zodat de
oren daaronder opgeborgen zitten.
Als hij niet kinderachtig
wordt behandeld, niet te veel eten krijgt, maar wel voldoende beweging, kan
de Poedel een van de aangenaamste gezelschapshonden zijn.
Voor de aanschaf van een
Poedel moet echter wel goed worden overwogen of men het op kan brengen om
veel tijd en zorg in deze hond te steken. Zijn vacht vraagt immers ook heel
wat aandacht. Verder moet hij met rust en kalmte worden aangepakt, en moet
hij als een echte hond en als een huisgenoot worden behandeld. Alleen dan
zal hij zich goed kunnen ontplooien.
bron: mijn hond, mijn vriend
|