U bent hier:
Home
>
Uitgebreide informatie (dwerg) Poedel
> Geschiedenis van de (dwerg) Poedel
Geschiedenis van de
dwerg (Poedel)
De Poedel kan zonder meer als
een van de populairste honden worden gekenschetst. Zoals sommige schrijvers
willen doen geloven, zou dit hondenras al sinds lang vervlogen tijden bestaan.
Zet men de inhoud van de verschillende studies over de Poedel echter op een
rijtje, dan blijkt dat bij een en ander een zekere voorzichtigheid in acht moet
worden genomen. Voor de Fransen is het een uitgemaakte zaak dat de Poedel al
eeuwenlang op Franse bodem heeft verkeerd. Zij zien in hem een directe verwant
van de Barbet, reden waarom Buffon, de beroemde natuuronderzoeker uit de 18e
eeuw, hem Barbet-Caniche noemde. Andere landen hebben echter ook altijd claims
op dit ras gehad. Zo stellen de Duitsers dat de Poedel afstamt van kruisingen
tussen langharige Duitse Herdershonden en bepaalde jachthonden. Hij zou zijn
naam hebben ontleend aan het Duitse woord 'pudeln'. De Fransen werpen daar
tegenin dat de naam direct met zijn jachtspecialiteit, de eendenjacht te maken
heeft. Hij wordt in het Frans immers Caniche genoemd, wat zou zijn afgeleid van
`cape' (eend), 'canard' (woerd) of 'canichon' (eendenkuiken). In ieder geval
blijkt uit beide namen dat de Poedel een jachthond voor waterwild was.
Andere
auteurs zien hem weer uit Hongarije stammen en beschouwen hem als verwant aan de
Hongaarse honden met krullen en koorden. Er wordt zelfs weleens een afstamming
van de IJslandse Hond genoemd. Enkele Britse auteurs noemen Frankrijk als het
land van oorsprong van de Witte Poedel, en Duitsland en Rusland als landen van
oorsprong van de twee verschillende slagen van de Zwarte Poedel. Ondanks al deze
verschillende meningen heeft de Fédération Cynologique Internationale de Poedel
tot een Frans ras bestempeld.
De geschiedenis van de Poedel is
enigszins onduidelijk, maar zou heel oud kunnen zijn. Zo bestaan er afbeeldingen
uit de Romeinse tijd van Poedelachtige honden die al geschoren waren. In
Frankrijk zelf houden gezaghebbende auteurs het er echter op dat de
gemeenschappelijke voorouder van de Poedel en de Barbet een hond was die in de
eerste helft van de 8e eeuw met de Moren uit Noord-Afrika in Frankrijk moet zijn
beland.
Rond 700 trokken de toenmalige
Arabische legers vanuit Mekka Noord-Afrika binnen. Zij onderwierpen de daar
levende Moren en Berbers, nomadische volken die voor de bewaking van hun kudden
en kampementen stoere honden gebruikten. De Moren en Berbers werden in de
islamitische legers opgenomen en trokken mee naar Spanje en Portugal. Daar
werden de oorspronkelijke honden van de Moren vanzelfsprekend met plaatselijke
honden gekruist, en dan in het bijzonder met de Ca ó de Agua. Deze Portugese
Waterhond wordt net zo ook geknipt als een Poedel en is wellicht een van de
voorouders van de Ierse Waterspaniël. Beide rassen zijn op het gezicht kort
behaard. De Portugese Waterhond heeft een zeer grote reputatie als jachthond in
waterrijke gebieden, terwijl de Ierse Waterspaniël door sommigen weer wordt
gezien als de voorouder van alle Spaniëls.
De nakomelingen van de kruisingen
tussen de hond van de Moren en de Portugese Waterhond hadden het uiterlijk van
een Barbet Caniche. Ze zouden rondom 720 via de invallen van de Moren in
Zuid-Frankrijk zijn beland. Er zijn ook auteurs die beweren dat de eventuele
kruisingen met de Portugese Waterhond helemaal niet van belang zijn geweest.
Deze schrijvers identificeren de BarbetCaniche geheel met de oorspronkelijke
Moorse honden. Of hij nu zuiver Moors was of Moors met Spaans-Portugese of zelfs
Zuidfranse invloeden, blijft onduidelijk. Zeker is wel dat na de Slag bij
Poitiers in 732 de Moren voorgoed uit Frankrijk werden verdreven, maar de door
hen meegebrachte honden achterbleven.
Er blijven dus genoeg
vraagtekens over de geschiedenis van de Poedel bestaan. Misschien woonde hij
altijd al in Europa, maar voor hetzelfde geld is hij met de Hongaren uit het
oosten gekomen, of met de Moren uit Noord-Afrika, al dan niet via Portugal. Ook
de berichten uit de vroege middeleeuwen zijn niet altijd even duidelijk. Soms is
er in Franse geschriften sprake van een 'chien-lion', maar daaruit valt niet op
te maken of het om een verwant van de tegenwoordige Poedel gaat of om elke
willekeurige hond in 'leeuwentoilet'. Het kort afknippen van de vacht op de
achterhand is immers een praktijk die volgens de eerder aangehaalde afbeeldingen
al in de Romeinse tijd werd uitgevoerd. Vooral in waterrijke gebieden kunnen
deze honden die anders door hun vacht zouden worden belemmerd, door deze tooi
toch zwemmen. Als de Poedel inderdaad van de Moorse honden zou afstammen, is
zijn aard nog steeds tweeledig. Hij moet soms als herdershond zijn ingezet, dus
als bewaker van kudden schapen en geiten, en soms als jachthond, gespecialiseerd
in de jacht in moeilijk toegankelijk, moerasachtig terrein. Alleen in het
laatste geval ligt het voor de hand dat de hond in een leeuwentoilet werd
geknipt. De barbet-caniche moet eeuwenlang een veelzijdige gebruikshond zijn
geweest.
De verandering van gebruikshond naar elegante gezelschapshond is dan
ook van latere datum. Volgens de aanhangers van de Barbet-Caniche afstamming is
de splitsing tussen de Barbet en de Caniche pas langzamerhand in de 16e eeuw
opgetreden. In die tijd werden sommige honden uitsluitend als jachthond of
waakhond gebruikt, en aan hun uiterlijk werd op geen enkele manier aandacht
besteed. Andere honden werden echter met Spaniëls gekruist om de kwaliteit van
hun vacht te verbeteren. Aan de vacht van die honden werd door bepaalde
liefhebbers heel veel waarde toegekend. Ze werden daarom zeer zorgvuldig
getoiletteerd en in de fokkerij werd gestreefd naar bijzondere en uniforme
kleuren zoals bijvoorbeeld egaal wit. Op deze manier moet de eigenlijke Poedel
zijn ontstaan. Door de steeds grotere nadruk op de kwaliteit en de kleur van de
vacht verhuisde de Poedel ook van het platteland naar de stad. Als snel kwam hij
in de salons en paleizen van prinsen en koningen terecht. Het leeuwentoilet
droeg hij nu alleen nog maar om zijn schoonheid en verfijning te benadrukken.
Omdat de hogere adel niet direct aan één land was gebonden, kwam de Poedel in de
hoogste kringen van allerlei landen voor.
Met name in Duitsland en Italië
was hij zeer geliefd, iets dat door de Fransen wordt gezien als reden waarom
andere landen de Poedel als hun ras claimen. Na een periode waarin hij min of
meer in vergetelheid was geraakt, kwam de Poedel onder de regering van Lodewijk
XIV weer geheel in de mode. Alle dames aan het Franse hof wilden hun vorst
imiteren en schaften een Poedel aan. In deze tijd waren dameshondjes zoals de
Bichonnetjes trouwens erg geliefd. Er ontbrandde dan ook een heftige
concurrentiestrijd tussen de liefhebbers van de verschillende rassen. Omdat
vooral kleine hondjes erg in zwang raakten, begonnen Poedelfokkers zeer kleine
Poedeltjes te fokken, met als resultaat de Dwergpoedel. De Poedel drong in
allerlei formaten in heel het maatschappelijk gebeuren door. Zijn slimheid
maakte hem tot een ideale smokkelhond, als soldatenhond trok hij met de Franse
legers na de revolutie heel Europa door, en hij werd ook veel als circushond
gezien. Toen de officiële kynologie zich begon te organiseren, zo rond 1850, was
de Poedel een van de populairste honden.
In de 20e eeuw werd het
internationale succes van de Poedel gewoon voortgezet. In de Verenigde Staten
behoort de Poedel bijvoorbeeld nog altijd tot de top drie (samen met de
Amerikaanse Cocker Spaniël en de Labrador Retriever). Het ras is inmiddels
uitgebreid met nog meer variëteiten, onder andere met de Toy- of
Miniatuurpoedel. Deze variëteit bestaat al enige tijd, maar werd pas in 1984
officieel erkend. Ook de kleuren van de Poedel zijn gevarieerder dan ooit. In
1964 werd de grijze kleurslag erkend en in 1976 de abrikooskleurige.
Met vier formaten en twee
vachtvariëteiten is de Poedel het ras dat zijn liefhebbers de meest
uiteenlopende keuzen biedt, zonder dat de homogeniteit van het ras als zodanig
daaronder heeft geleden. Dit verklaart mede waarom de Poedel nooit geheel van
het toneel zal verdwijnen, zelfs al is zijn populariteit niet altijd even groot.
Over het toilet van de Poedel is
al menige strijd gestreden. In grote lijnen volgt het de smaak van het grote
publiek. Op dit moment verschijnen er steeds meer Poedels op tentoonstellingen
in het zogenaamde moderne toilet, dat de natuurlijke lijnen van de hond
accentueert.
bron: mijn hond, mijn vriend
|